Tags
afgunst, geld is niet alles, gulzigheid, levenswandel, Mozes, rijkdom, sparen, tien geboden, traditie, wijsheid, zelfkennis, zeven hoofdzonden
‘Hoe is dit nu in godsnaam mogelijk!’ schreeuwde hij uit volle borst. In kolere kieperde hij de meegesleurde stenen op de grond, waardoor deze in gruzelementen braken. Het opstijgend stof belemmerde hun zicht. Consternatie alom.
’t Was Mozes, die zonder stofbril en zonder de allure van een trailrunner, geladen gelijk een ezel, al zigzaggend van de berg was afgedaald. Twee stenen tafels waarop tien boodschappen van algemeen nut gekerfd stonden, zouden zijn medemens het juiste pad moeten doen bewandelen. Helaas, Mozes was er aan voor zijn moeite, want aan de voet van de berg was er geen kat te bespeuren. Zijn zogenaamde achterban was verderop een klomp goud aan het eren. ’t Kalf was al verdronken.
Geld, in al zijn vormen, is zowel hemel als hel. Het kan het goede in de mens naar boven brengen, alsook het slechte. De gulden middenweg daarin zoeken en vinden, heeft vooral met wijsheid en inzicht te maken én, een halfvol glas. De hitte heeft klaarblijkelijk mijn hersenen nog niet hélemaal verpieterd, aangezien ik dit zomaar uit mijn slappe pols tokkel.
Rijk ben ik niet. Wat is daar de oorzaak van?
Ik heb de traditie van het sparen niet altijd benut, omdat ik bezig was met leven, ontdekken en het avontuur opzoeken. Ik had geen tijd. Het werd me nochtans vaak – tot vervelens toe – in mijn soep gedaan, dat ik moet sparen tot mijn handen kraken, zogenaamd om geluk te vergaren. Geluk in de vorm van een goed gespekt spaarboekje, zodat ik later op ’t gemak in een rusthuis kan vertoeven, tenzij de dood daar natuurlijk een stokje voor steekt. Geen gedoe en rompslomp voor familie en naasten.
Aan een geldreserve, die me in nood zou moeten behoeden voor hyperventilatie en angsten, had ik geen boodschap. Ik deed het op mijn manier. Ik blonk uit in het watertrappelen, alsof het een Olympische discipline was. Ik streefde naar een gouden plak weliswaar zonder supporters.
Om te winnen moet je ook kunnen falen. Het hoofd bieden kan dusdanig vermoeiend zijn, dat er soms niets anders op zit dan je over te geven. Vervolgens vergt het moed om met gekrulde tenen hulp te vragen. Aangezien ik een verwend nest ben van bij geboorte, prijs ik me gelukkig dat ik in de loop der jaren een helpende hand werd toegereikt. Soms kwam deze vanuit onverwachte hoek. Ik buig nog steeds nederig en dankbaar het hoofd, als ik het tenminste niet vergeet. Het geheugen werkt op mysterieuze wijze, waar geen handleiding voor bestaat, want je vergeet sowieso waar deze ligt.
Zelfkennis komt met de jaren, behalve voor hopeloze gevallen. Geen enkele voorgehouden spiegel kan hen doen inzien, dat iets of iemand anders is en dat dit niet erg is. Ze bestaan. Je kan ook te veel in de spiegel kijken, waardoor je alles en iedereen in vraag stelt en zo gek als een achterdeur wordt. Ze bestaan. Het is een zootje, zoveel is zeker.
Afgunst en gulzigheid gaan vaak samen hand in hand. Twee van de zeven hoofdzonden. Ze staan vermeld in de Humo. Ik ben precies op dreef, subiet word ik nog gelovig. Ik gun anderen hun rijkdom, tenzij ze beginnen te mekkeren, dat hun glas halfleeg is, dat ze de kleine dingen, die ook iets groots teweeg kunnen brengen, compleet negeren. Een klap voor hun kop, dát. Zie, dat deed deugd.
Soms kan ik mezelf verliezen in dromerij en fantasie wanneer ik andermans beetje meer zie. Een vluchtige flits: ik wil dat ook! Geef toe, wie wil er nu geen ecologische zwemvijver tijdens een hittegolf, toch?
Arm ben ik niet. Wat is daar de oorzaak van?
Mijn afgelegd levensparcours zal daar allicht mee te maken hebben. Ik durf te stellen dat ik een mooie koffer vol wijsheid en inzicht heb verzameld, en ik ben nóg maar halfweg. Ik hoef enkel maar te grabbelen en ze benutten. Dit gaat me precies beter af dan het vereren van een blinkend kalf. Zo.