Tags
comfortzone, dansen, Feeling good, jeugdhuis Comma, Let's party for India, moed, retinitis pigmentosa, stevie wonder, wiinterslaap
Na een winterslaap, die al begon in de herfst, kreeg ik eindelijk een prik. Het deed geen zeer. Mijn geest was eindelijk gereset en het lijf had dringend nood om als een natte hond de muizenissen en spinsels van zijn vacht af te schudden. Ik had enkel nog een staart tekort.
Er lag een feestje in het verschiet en daar zou ik mijn kat voor thuis laten en uit mijn comfortzone stappen. Een toffe madam en het goede doel maakten het me nog ietsje makkelijker om de daad bij het woord te voegen.
Och gottekes, ze gaat ook eens naar een feestje, gaat er als een flits door jullie hoofd. Wacht, ik ben nog maar goed op dreef.
Ik had me al mentaal voorbereid op het feit dat het feestgedruis zou plaatsvinden in een donker hol. Nachtblindheid is een teef.
Mijn opgeplooide, witte stok had ik bij de hand, verstopt in mijn handtas, niet zeker of ik die wel te voorschijn zou durven te halen. Maar, ik kon ook rekenen op goeie zieltjes van vrienden en vooral dan hun arm. Mijn vertrouwde, helaas blauw-zwarte, zaklamp was ook een optie. Groen-zwart was eens uitverkocht. Aan hulplijnen dus geen tekort.
De onrust over het al of niet genoeg zien had ik wat verdrongen en dat maakte plaats voor : ik zou koste wat kost de heupen los maken op de dansvloer, in de veronderstelling dat ik niet eerst letterlijk op mijn bek zou gaan, op weg naar. Ik kan verrassend uit de hoek komen, echt.
Het huis van de jeugd was quasi leeg toen we arriveerden. Ik liet vluchtig mijn radar werken in de bijna volledig verduisterde fuifzaal en registreerde in mijn hoofd wat voor mij het belangrijkste was.
De dansvloer, check. Podium, check. Bar, check. Donker zwarte, betonnen paal, dubbele check.
Ik palmde de barkruk in als extra steunpunt. Eventjes wist ik me geen raad, maar dan werd ik subtiel gerustgesteld door iemand met een kennersblik. Zo heb ik het graag, want ik geef zonder pardon een rode kaart voor betutteling. Ik plofte me eindelijk neer. De hartslag daalde.
De ouwe rakkers en makkers stroomden op hun elan toe. Ik werd af en toe ge-update, wie, wat en waar ze stonden. In stilte hoopte ik dat ze naar mij zouden toekomen, want tegen dat ik ze gevonden zou hebben, zouden we de zon kunnen zien opgaan.
De bar werd een magneet. De volumeknop werd een tandje bijgezet Helaas sloot het geroezemoes en het zwarte gordijn voor de ogen me bijna volledig af van het gezelschap. Relax bijpraten zat er niet meer in, hoe graag ik dat ook wou. Ik zat gevangen. Waar was die prins?
Wat verbeeld ik me toch steeds weer? Sprookjes bestaan niet. Kordaat stond ik op en met behulp van mijn zaklamp schuifelde ik richting podium. ‘I’m feeling good’ van Nina Simone werd met veel verve gebracht en gezongen. Leve Ella.
Dat ik al geen spraakwaterval ben, is algemeen geweten. Anderen kunnen het zoveel beter. Ik luister als een spons en wring die af en toe eens uit. Weliswaar te weinig. Vandaar dat ik me op de dansvloer smijt als ik daar de kans toe krijg. Dansen is mijn drug.
Het is ongetwijfeld een vreemd gegeven om iemand uit de bol te zien gaan, met een zaklamp in de hand die af en toe oplicht. De dansvloer is een van de weinige plaatsen waar ik me zelfzeker voel en mijn knop omdraai. Dus mag het eventjes, ja?
‘Ah Stevie’, zei hij. Ik voelde zijn brede grijns en proestte het uit. Hij is een van die mannen die me kan doen schaterlachen. Het is weinigen gegeven, maar het kan ook aan mij liggen. Voor alle duidelijkheid, uw mening wordt hier niet gevraagd.
Zou een wildvreemde me Stevie Wonder noemen, dan geef ik die een welverdiende tik met mijn witte stok. Ik beslis nog altijd zelf of ik dat koosnaampje kan hebben of niet. Strenge tante.
Winters stof heb ik in trance van me afgeschud. Het zout op mijn huid smaakte naar meer. De combinatie muziek, vrienden en Stevie hebben mijn batterij wonderwel opgeladen. Die van de zaklamp is leeg.